Hoe is Vigenèrecijfer ontstaan?
Het Vigenèrecijfer is een handmatige sleutel methode uit de 16e eeuw.
In 1854 slaagde de Brit Charles Babbage erin een Vigenère-versleutelde tekst te ontcijferen. Hij hield zijn methode echter geheim. In 1863 publiceerde de Pruisische infanteriemajoor Friedrich Wilhelm Kasiski deze methode in het boek “Die Geheimschriften und die Dechiffrir-Kunst”, die hij onafhankelijk van Babbage had uitgevonden. Ter ere van hem wordt deze procedure de Kasiski-test genoemd.
Wat is Vigenèrecijfer?
Het Vigenèrecijfer is een monografische polyalfabetische substitutiemethode. Dit betekent dat de tekst wordt opgesplitst in afzonderlijke tekens en vervangen met behulp van de sleutel en het Vigenère-vierkant. Het Vigenère-vierkant bestaat uit een vierkante opstelling van verschoven alfabetten die onder elkaar geplaatst zijn.
Om de Vigenèrecijfer te decoderen zoek je in de versleutelde tekst naar letterreeksen van lengte 2 of langer die meer dan eens voorkomen. Vervolgens bepaal je de afstand tussen twee identieke reeksen, dat wil zeggen tel de letters van de eerste letter van de eerste reeks (inclusief) tot de eerste letter van de tweede reeks (exclusief). Doe dit met alle gevonden reeksen en schrijf de afstanden op. Je krijgt een lijst met natuurlijke getallen. Deze getallen worden nu ontleed in priemfactoren. Gelijke delers kunnen zo snel worden gevonden. Toevallige overeenkomsten zijn dan ook gemakkelijk te herkennen, omdat ze niet in de reeks passen. Met de kennis van de lengte van de sleutel kan de polyalfabetische cijfer nu worden opgesplitst in monoalfabetische cijfers, die op een bekende manier kunnen worden gekraakt met behulp van frequentieanalyse. Zo kan worden achterhaald met welk versleutelde alfabet elk deel is versleuteld. Essentiële vereisten voor deze methode zijn:
- lange versleutelde teksten
- korte sleutels
Lees meer over Viginèrecijfer op Wikipedia (en)